Home Over ons Wie is wie? Lid worden? Reglement Tuintips Tuintafel Fotos
Volkstuinvereniging Nuenen
© 2025 Volkstuinvereniging Nuenen

Tuintips

Compost, het zwarte goud  Compost is een essentieel onderdeel voor de opbouw van een natuurlijke moestuin. Het ent je bodem met organismen die je bodem verbeteren en het is tevens voedsel voor dit bodemleven. Maar hoeveel compost mag je geven? Wanneer stop je? Welke compost gebruik je best? En is het niet te veel voor sommige soorten groenten? Mag je in compost zaaien en planten? Hoeveel compost? Hoe slechter je bodem, hoe meer compost je toedient in de beginfase. De compost zal letterlijk verdwijnen in de bodem waar hij wordt ‘opgegeten’ door het opbouwende bodemleven. In compost zit veel leven en de compost voorziet ook veel voedsel voor dit opstartende bodemleven. Op een bodem waar al vele jaren biologisch of ecologisch getuinierd is, waar regelmatig compost aan gegeven is, kun je volstaan met minder compost en volstaat het wellicht om alleen te mulchen* waarmee je het gehalte aan organisch materiaal in de bodem op peil houdt en waarschijnlijk nog traag verder opbouwt. [*Mulchen: een beschermende laag aanbrengen op de bodem, met als belangrijkste doel de nadelen van het klimaat (zon, wind, vorst….) te compenseren]. Welke compost? De beste mest voor de milieuvriendelijke tuin is zelfgemaakte compost omdat we precies weten wat erin zit. Het principe van compost maken is heel eenvoudig. We geven alle afval uit huis en tuin de kans om rustig te verteren zodat de stoffen die zich in het afval bevinden weer vrijkomen als meststof. We zoeken een geschikte plaats waar we het afval, fijngemaakt in kleine stukken, laten verteren. Composteerbaar zijn onder andere snijbloemen, fruitresten, theeblaadjes, grasmaaisel, onkruid (dat niet in het zaad zit), bijna alle plantenresten uit de tuin, eierschalen, grasmaaisel (niet te veel), versnipperd snoeihout, bladeren (goed vermengen met ander afval), doppen van noten enzovoort. Gekookte etensresten mogen niet op de composthoop omdat die ongewenst ongedierte (zoals ratten en muizen) aantrekken. Met hun oranje bloemen vallen ze nauwelijks op tussen de tomaten: afrikaantjes. Toch spelen ze in moestuinen en kassen een belangrijke rol, door witte vliegen op afstand te houden. Afrikaantjes doen dat met de geur van citrus. In de bloembladeren zit limoneen – een stof die ook in hoge concentraties in schillen van sinaasappels, citroenen en mandarijnen zit, en voor de frisse geur ervan zorgt. Witte vliegen zijn millimetergrote insecten die zich voeden met het sap uit bladeren. Ze zijn berucht onder tuinders, omdat ze virussen kunnen overbrengen op onder andere tomaten en komkommers. Bovendien scheiden ze honingdauw uit, waardoor de fotosynthese in de plant afneemt en de groei van schimmels toeneemt. Wie in de tuin wandelt of werkt, kan er haast niet naast kijken: op zonnige plekjes krioelt het van insecten met een helderrode kleur en een karakteristiek patroon van zwarte vlekken. Met wat verbeelding zie je in het patroon van het schild zelfs een Afrikaans masker. Deze opvallende beestjes zijn vuurwantsen (Pyrrhocoris apterus). Ze worden soms verward met de gelijkaardige kaneelwantsen, maar zijn te onderscheiden door hun zwarte kop. Kaneelwantsen daarentegen worden gekenmerkt door een rode vlek op de kop. Vuurwantsen zijn warmteminnend. Zodra het warm en zonnig weer is, verschijnen ze massaal op een warm plekje in de tuin om te zonnebaden. Je zult ze in onze streken voornamelijk vinden in de buurt van lindebomen en kaasjeskruiden zoals stokroos, hibiscus of lavatera. Ze kunnen niet vliegen waardoor ze meestal op de grond of op een boomstam te vinden zijn. Aangezien ze in groten getale voorkomen, vrezen tuiniers voor schade aan levende planten. Niets is minder waar, vuurwantsen voeden zich voornamelijk met sappen van afgevallen bladeren en plantenzaden. Daarenboven vullen ze hun dieet aan met het sap van dode insecten. Deze sappen zuigen ze met hun ongevaarlijke zuigsnuit op. Ze doen dus geen vlieg kwaad en helpen zelfs bij het opruimen van je tuin. Maak je dus geen zorgen en geniet van deze opvallende verschijning in je tuin. In de natuur is de bodem altijd bedekt. Kijk maar eens rond. Ook onze tuingrond is tijdens de winter principieel ofwel begroeid -met winterrogge, winterkoolzaad, klaver, e.a. - ofwel afgedekt met de meest verscheiden materialen. Ten dele is de bodem afgedekt met afgevroren groenbemesting of met speciaal opgebracht materiaal, een dunne laag stalmest, stro, gras, loof e.a. In geen geval mag de bodem onbedekt blijven liggen, het bodemleven zou anders aanzienlijke schade lijden. Onder een deklaag kan de regenworm de hele winter doorwerken, hoogstens bij zeer strenge koude kruipt hij in diepere bodemlagen weg. Terug naar tuintips
Menu
Volkstuinvereniging Nuenen
© 2024 Volkstuinvereniging Nuenen

Tuintips

Compost, het zwarte goud  Compost is een essentieel onderdeel voor de opbouw van een natuurlijke moestuin. Het ent je bodem met organismen die je bodem verbeteren en het is tevens voedsel voor dit bodemleven. Maar hoeveel compost mag je geven? Wanneer stop je? Welke compost gebruik je best? En is het niet te veel voor sommige soorten groenten? Mag je in compost zaaien en planten? Hoeveel compost? Hoe slechter je bodem, hoe meer compost je toedient in de beginfase. De compost zal letterlijk verdwijnen in de bodem waar hij wordt ‘opgegeten’ door het opbouwende bodemleven. In compost zit veel leven en de compost voorziet ook veel voedsel voor dit opstartende bodemleven. Op een bodem waar al vele jaren biologisch of ecologisch getuinierd is, waar regelmatig compost aan gegeven is, kun je volstaan met minder compost en volstaat het wellicht om alleen te mulchen* waarmee je het gehalte aan organisch materiaal in de bodem op peil houdt en waarschijnlijk nog traag verder opbouwt. [*Mulchen: een beschermende laag aanbrengen op de bodem, met als belangrijkste doel de nadelen van het klimaat (zon, wind, vorst….) te compenseren]. Welke compost? De beste mest voor de milieuvriendelijke tuin is zelfgemaakte compost omdat we precies weten wat erin zit. Het principe van compost maken is heel eenvoudig. We geven alle afval uit huis en tuin de kans om rustig te verteren zodat de stoffen die zich in het afval bevinden weer vrijkomen als meststof. We zoeken een geschikte plaats waar we het afval, fijngemaakt in kleine stukken, laten verteren. Composteerbaar zijn onder andere snijbloemen, fruitresten, theeblaadjes, grasmaaisel, onkruid (dat niet in het zaad zit), bijna alle plantenresten uit de tuin, eierschalen, grasmaaisel (niet te veel), versnipperd snoeihout, bladeren (goed vermengen met ander afval), doppen van noten enzovoort. Gekookte etensresten mogen niet op de composthoop omdat die ongewenst ongedierte (zoals ratten en muizen) aantrekken. Met hun oranje bloemen vallen ze nauwelijks op tussen de tomaten: afrikaantjes. Toch spelen ze in moestuinen en kassen een belangrijke rol, door witte vliegen op afstand te houden. Afrikaantjes doen dat met de geur van citrus. In de bloembladeren zit limoneen – een stof die ook in hoge concentraties in schillen van sinaasappels, citroenen en mandarijnen zit, en voor de frisse geur ervan zorgt. Witte vliegen zijn millimetergrote insecten die zich voeden met het sap uit bladeren. Ze zijn berucht onder tuinders, omdat ze virussen kunnen overbrengen op onder andere tomaten en komkommers. Bovendien scheiden ze honingdauw uit, waardoor de fotosynthese in de plant afneemt en de groei van schimmels toeneemt. Wie in de tuin wandelt of werkt, kan er haast niet naast kijken: op zonnige plekjes krioelt het van insecten met een helderrode kleur en een karakteristiek patroon van zwarte vlekken. Met wat verbeelding zie je in het patroon van het schild zelfs een Afrikaans masker. Deze opvallende beestjes zijn vuurwantsen (Pyrrhocoris apterus). Ze worden soms verward met de gelijkaardige kaneelwantsen, maar zijn te onderscheiden door hun zwarte kop. Kaneelwantsen daarentegen worden gekenmerkt door een rode vlek op de kop. Vuurwantsen zijn warmteminnend. Zodra het warm en zonnig weer is, verschijnen ze massaal op een warm plekje in de tuin om te zonnebaden. Je zult ze in onze streken voornamelijk vinden in de buurt van lindebomen en kaasjeskruiden zoals stokroos, hibiscus of lavatera. Ze kunnen niet vliegen waardoor ze meestal op de grond of op een boomstam te vinden zijn. Aangezien ze in groten getale voorkomen, vrezen tuiniers voor schade aan levende planten. Niets is minder waar, vuurwantsen voeden zich voornamelijk met sappen van afgevallen bladeren en plantenzaden. Daarenboven vullen ze hun dieet aan met het sap van dode insecten. Deze sappen zuigen ze met hun ongevaarlijke zuigsnuit op. Ze doen dus geen vlieg kwaad en helpen zelfs bij het opruimen van je tuin. Maak je dus geen zorgen en geniet van deze opvallende verschijning in je tuin. In de natuur is de bodem altijd bedekt. Kijk maar eens rond. Ook onze tuingrond is tijdens de winter principieel ofwel begroeid -met winterrogge, winterkoolzaad, klaver, e.a. -ofwel afgedekt met de meest verscheiden materialen. Ten dele is de bodem afgedekt met afgevroren groenbemesting of met speciaal opgebracht materiaal, een dunne laag stalmest, stro, gras, loof e.a. In geen geval mag de bodem onbedekt blijven liggen, het bodemleven zou anders aanzienlijke schade lijden. Onder een deklaag kan de regenworm de hele winter doorwerken, hoogstens bij zeer strenge koude kruipt hij in diepere bodemlagen weg. Terug naar tuintips